Categorie | Vrouwen |
Aanbevolen garen | Silvi |
Type | Vest |
Techniek | breien |
Maten | 36/38 - 40/42 - 44/46 |
Damesvest van Silvi
By ScheepjesMateriaal: Scheepjes Silvi wit (14) 5–5–6 bollen, zalmroze (32) 1 bol, groen (22) 1 bol, 1 grote en 1 kleine knoop, breinaalden nummer 8.
Stekenverhouding: 10 steken en 15 naalden in tricotsteek gebreid, zijn 10 x 10 cm. Controleer dit en gebruik indien nodig andere naalden.
Gebruikte steken:
Ribbelsteek: Alle naalden recht.
Tricotsteek: Recht op de goede, averecht op de verkeerde kant.
Ruiten in tricotsteek: Inbreien volgens de telpatronen A en B.Herhaal de telpatronen in de hoogte. Elk ruitje is 1 steek breed en 1 naald hoog. Gebruik aparte bollen en sla bij het wisselen van kleur de draden om elkaar om gaatjes te voorkomen. 1 = wit, 2 = inbreien met roze of groen, X = opmazen met roze of groen.
Boordsteek: Afwisselend 1 steek recht en 1 steek averecht.
Werkwijze:
Rugpand: Zet 46–50–54 steken op met wit en brei 3 naalden ribbelsteek. Brei verder in tricotsteek en minder voor de taille 2x aan beide kanten van elke 6e naald 1 steek, = 42–46–50 steken. Meerder vanaf 14 cm hoogte 2x aan beide kanten van elke 6e naald 1 steek, = 46–50–54 steken. Kant bij 54 cm hoogte alle steken af.
Rechter voorpand: Zet 29–31–33 steken op met wit en brei 3 naalden ribbelsteek. Brei verder in de volgende indeling: 2 steken ribbelsteek, 6–7–8 steken tricotsteek, 13 steken ruitpatroon volgens telpatroon A, hierbij de ruiten inbreien met roze, 8–9–10 steken tricotsteek met wit. Minder en meerder aan de linkerkant als bij het rugpand. Zet bij 50 cm hoogte de eerste 15 steken op een stekenhouder en kant aan de halskant nog 2x in elke 2e naald 1 steek af. Kant bij 54 cm hoogte de overige 12–14–16 steken af.
Linker voorpand: Zet 29–31–33 steken op met wit en brei 3 naalden ribbelsteek. Brei verder in de volgende indeling: 3–4–5 steken tricotsteek, 13 steken ruitpatroon volgens telpatroon A, hierbij de ruiten inbreien met groen, 11–12–13 steken tricotsteek, 2 steken ribbelsteek. Minder en meerder aan de rechterkant als bij het rugpand. Zet bij 50 cm hoogte de laatste 15 steken op een stekenhouder en kant aan de halskant nog 2x in elke 2e naald 1 steek af. Kant de overige 12–14–16 steken af bij 54 cm hoogte.
Rechtermouw: Zet 22–22–24 steken op met wit en brei 6 cm boordsteek, meerder in de laatste teruggaande naald 1 steek, = 23–23–25 steken. Brei verder in tricotsteek in de volgende indeling: 6–6–7 steken met wit, 11 steken ruitpatroon volgens telpatroon B, hierbij de ruiten inbreien met roze, 6–6–7 steken met wit. Meerder voor de mouwwijdte 7–8–8x aan beide kanten van elke 8e–7e–7e naald 1 steek, = 37–39–41 steken. Kant bij 47 cm hoogte (= 62 naalden telpatroon) 2x aan beide kanten van elke 2e naald 6 steken af. Kant de overige 13–15–17 steken af.
Linkermouw: Brei als de rechtermouw, maar brei de ruiten in met groen.
Afwerking: Maas met groen op het rechter voorpand en rechtermouw de met een X gemerkte steken. Maas met roze op het linker voorpand en linkermouw de met een X gemerkte steken. Sluit de schoudernaden. Brei met wit de steken van de stekenhouder van het rechter voorpand recht, neem langs de hals 34 steken op en brei de steken van de stekenhouder van het linker voorpand, = 64 steken. Brei nog 1 naald recht en kant af. Zet de mouwen aan, het midden van de mouw komt tegen de schoudernaad. Sluit de mouw– en zijnaden. Haak of naai bovenaan de punten van de voorpanden een lusje. Naai de grotere knoop aan de halskant tegen de linkerschouder en de kleine knoop aan de binnenkant van de rechterschouder (halskant).