Damestrui van Larra

Materiaal: Scheepjes Larra wit 16–17 bollen, haaknaald nummer 4½.

Stekenverhouding: 8 hokjes hoog en 8 hokjes breed met dubbele draad gehaakt, zijn 10 x 10 cm. Controleer dit en gebruik indien nodig een andere haaknaald.

Gebruikte steken:

Hokjespatroon: 3 lossen voor het keren (= 1e stokje), *1 losse, 1 stokje, herhaal vanaf *.

Bloempatroon: Haak volgens teltekening 1.

Bogenrand: Haak volgens teltekening 2. Verklaring der tekens: • = losse, │ = vaste, ‡ = dubbel stokje, † = stokje, wanneer stokjes onderaan bij elkaar komen worden deze in 1 insteekpunt gehaakt, wanneer stokjes bovenaan bij elkaar komen worden deze in een keer samen afgehaakt. v = 2 stokjes in 1 steek, ^ = 3 lossen, 1 vaste in 1e losse.

Werkwijze: Het werk beginnen met de bloemenrand van het achterpand, het onderstuk van het rugpand wordt later aangehaakt. De gehele trui wordt met dubbele draad gehaakt. Haak 74–78 lossen en haak hierop het bloemmotief. Haak verder in hokjespatroon tot 15–16 hokjes hoogte. Laat voor de hals de middelste 17 hokjes onbewerkt. Haak 1 toer hokjespatroon voor de schouderlijn. Haak het voorpand tegengesteld en meerder voor de hals 8 x 1 hokje in elke 2e toer. In de laatste toer van het hokjespatroon tussen beide delen het laatste gaatje haken. Haak het bloempatroon. Haak verder in hokjespatroon en meerder 4–3 x 1 hokje aan weerszijden van elke 3e–4e toer. Als het hokjespatroon 45 hokjes breed is en 19 hokjes hoog de bogenrand haken. Haak aan het bloempatroon van het rugpand eveneens het hokjespatroon en de bogenrand als bij het voorpand. Haak voor de mouwen aan de zijkanten van het voor- en rugpand, tussen de bloemenranden, 31–33 hokjes. Meerder na 32 hokjes hoogte 4 x 1 hokje aan weerszijden van elke toer en haak aansluitend de bogenrand. Sluit mouw- en zijnaden. Haak langs de hals een picot rand, let hierbij op de breedte en hoogte van de hals.